Belangrijk bij grondverzet
Welkom op de website van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV).
Op deze website is informatie te vinden die gebruikt moet worden bij grondverzet in het werkgebied van de OFGV.
Op deze website kunt u voor alle gemeenten in het werkgebied van de OFGV de bodemfunctieklassen raadplegen.
Voor de gemeenten Almere, Dronten, Gooise Meren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Wijdemeren en Zeewolde worden op deze website de mogelijkheden voor het toepassen van zand, grond en baggerspecie inzichtelijk gemaakt.
Voor informatie over het tijdelijk opslaan en het toepassen van zand, grond en baggerspecie in de gemeenten Huizen kunt u terecht via de link.
Voor informatie het tijdelijk opslaan en het toepassen van zand, grond en baggerspecie in de gemeenten Blaricum, Hilversum en Laren, neem contact op met de OFGV.
Voor algemene of specifieke vragen over het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond of gerijpte baggerspecie, neem contact op met de OFGV.
Dit doet u door op de kaart te zoeken en de betreffende locatie aan te klikken of door middel van het zoeken op adres of postcode in de kaart.
De popup die verschijnt geeft relevante informatie over het geselecteerde perceel.
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet meldt u bodemactiviteiten zoals graven in de bodem en het toepassen van grond of baggerspecie via het Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en niet meer via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit.
MELDEN via het omgevingsloket.
Bodemloket OFGV
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
Op deze website kunt u voor alle gemeenten in het werkgebied van de OFGV de bodemfunctieklassen raadplegen.
Voor de gemeenten Almere, Dronten, Gooise Meren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Wijdemeren en Zeewolde worden op deze website de mogelijkheden voor het toepassen van zand, grond en baggerspecie inzichtelijk gemaakt.
Voor informatie over het tijdelijk opslaan en het toepassen van zand, grond en baggerspecie in de gemeenten Huizen kunt u terecht via de link.
Voor informatie het tijdelijk opslaan en het toepassen van zand, grond en baggerspecie in de gemeenten Blaricum, Hilversum en Laren, neem contact op met de OFGV.
Voor algemene of specifieke vragen over het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond of gerijpte baggerspecie, neem contact op met de OFGV.
Als u zand, grond of baggerspecie tijdelijk gaat opslaan of wilt hergebruiken/toepassen, denk dan altijd aan het volgende:
- Doe altijd een vooronderzoek/historisch bodemonderzoek naar verdenkingen op bodemverontreinigingen. Voor de bijbehorende formulieren klik .
- Om gebruik te maken van de bodemkwaliteitskaart moet de ontgravingslocatie en/of de toepassingslocatie onderdeel uitmaken van de bodemkwaliteitskaart. De gemeenten hebben locaties en gebieden benoemd die onderdeel uitmaken van de bodemkwaliteitskaart. Voor een overzicht van deze locaties, klik .
- Ga na of de toepassing/hergebruik van de grond functioneel is. Neem bij twijfel contact op met de OFGV.
- Als u twijfelt of onderzoek naar de kwaliteit van het zand, grond of baggerspecie uitgevoerd moet worden, of dat gebruik kan worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart, neem dan contact op met de met de OFGV.
- Laat een kwaliteitsonderzoek altijd uitvoeren door een
erkend onderzoeksbureau.
Voor partijkeuringen moet het onderzoeksbureau BRL SIKB 1000- of BRL SIKB 9335-erkend zijn, voor bodemonderzoeken BRL SIKB 2000-erkend. - Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden aangetoond met een binnen het Besluit bodemkwaliteit erkende milieuverklaring bodemkwaliteit.
- Kijk of er nog speciale regels vanuit andere gelden. Bijvoorbeeld moet er voorafgaand aan de tijdelijke opslag, ontgraving of toepassing een omgevingsvergunning worden aangevraagd, of is er sprake van een zogenaamd beschermingsgebied (archeologie, natuur, aardkundige waarden).
- Meldt uiterlijk binnen 1 week voor de start van de werkzaamheden het tijdelijk opslaan van gronden baggerspecie en het toepassen van de zand, grond of baggerspecie via het Omgevingsloket.
Neem altijd contact op met de OFGV bij de volgende situaties:
- De transporteur kan geen transportgeleidebiljet overleggen.
- Er is geen erkende milieuverklaring bodemkwaliteit aanwezig van de kwaliteit van het materiaal dat tijdelijk wordt opgeslagen of wordt toegepast of er is geen meldingsnummer op het transportgeleidebiljet aanwezig.
- Als bij uitvoering van grondverzet blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is met bijvoorbeeld minerale olie of als er asbestverdachte of andere bodemvreemde bijmengingen in de grond worden aangetroffen.
- U bent van plan grond toe te passen met repeterende vrachten, in omvangrijke toepassingen (bijvoorbeeld het dempen van sloten, ophogen van landerijen of het vullen van voormalige kelders).
Op deze website is momenteel de tab actief, daaronder staan andere tabs:
geeft inzicht in de mogelijkheden van grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart (zonder voorafgaand kwaliteitsonderzoek maar met uitgevoerd ) en toepassen van grond op basis van uitgevoerde partijkeuringen. Daarnaast wordt informatie over het grondstromenbeleid gegeven en wordt ingegaan op het gemeentelijk/regionaal grondstromenbeleid binnen het werkgebied van de OFGV.
FLE
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde.
GM
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeente Gooise Meren.
HU
hierin wordt doorverwezen naar de website van de gemeente Huizen waar wordt ingegaan op het gemeentelijk grondstromenbeleid.
WM
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeente Wijdemeren.
geeft alle kaartlagen (incl. legenda) weer die de gemeenten op deze website willen laten zien, en relevant zijn voor het grondverzet binnen het werkgebied van OFGV.
De kaarten waar voor de naam van de kaart een 'oogje' staat vermeld, zijn zichtbaar op dat moment.
Door op het '+'je te klikken wordt de legenda van een kaart zichtbaar.
Door op het '-'tje te klikken wordt de legenda van een kaart niet meer zichtbaar.
Door rechts naast het '+'tje te klikken verschijnt het 'oogje', wordt de betreffende kaart zichtbaar in het scherm ernaast en wordt de legenda van de kaart zichtbaar.
hierop staan verschillende relevante weblinks.
hier staat relevante te downloaden informatie van de gemeenten Almere, Dronten, Gooise Meren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Wijdemeren en Zeewolde:
hierin staat de disclaimer. Ook zijn de verantwoordelijkheden beschreven die van toepassing zijn voor de initiatiefnemer bij het toepassen van grond en is ingegaan op de aansprakelijkheid bij het gebruik van de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart bij het ontgraven en toepassen van grond.
geeft inzicht in de mogelijkheden van grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart (zonder voorafgaand kwaliteitsonderzoek maar met uitgevoerd ) en toepassen van grond op basis van uitgevoerde partijkeuringen. Daarnaast wordt informatie over het grondstromenbeleid gegeven en wordt ingegaan op het gemeentelijk/regionaal grondstromenbeleid binnen het werkgebied van de OFGV.
FLE
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde.
GM
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeente Gooise Meren.
HU
hierin wordt doorverwezen naar de website van de gemeente Huizen waar wordt ingegaan op het gemeentelijk grondstromenbeleid.
WM
hierin wordt ingegaan op het grondstromenbeleid van de gemeente Wijdemeren.
geeft alle kaartlagen (incl. legenda) weer die de gemeenten op deze website willen laten zien, en relevant zijn voor het grondverzet binnen het werkgebied van OFGV.
De kaarten waar voor de naam van de kaart een 'oogje' staat vermeld, zijn zichtbaar op dat moment.
Door op het '+'je te klikken wordt de legenda van een kaart zichtbaar.
Door op het '-'tje te klikken wordt de legenda van een kaart niet meer zichtbaar.
Door rechts naast het '+'tje te klikken verschijnt het 'oogje', wordt de betreffende kaart zichtbaar in het scherm ernaast en wordt de legenda van de kaart zichtbaar.
hierop staan verschillende relevante weblinks.
hier staat relevante te downloaden informatie van de gemeenten Almere, Dronten, Gooise Meren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Wijdemeren en Zeewolde:
- De bodemkwaliteitskaarten en bijbehorende nota's bodembeheer van de gemeenten in het werkgebied van de OFGV.
- De GIS-bestanden (shapefiles) van de kaartbijlagen.
- Overzichten met statistische parameters bodemkwaliteitszones.
- Vragenformulieren historische informatie voor het grondverzet.
- Brochure regels toepassen grond.
hierin staat de disclaimer. Ook zijn de verantwoordelijkheden beschreven die van toepassing zijn voor de initiatiefnemer bij het toepassen van grond en is ingegaan op de aansprakelijkheid bij het gebruik van de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart bij het ontgraven en toepassen van grond.
- In het kaartbeeld ziet u standaard de basiskaart van Nederland, de ligging van de gemeenten in het werkgebied van de OFGV én de ligging van waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
- U kunt andere kaartlagen aanzetten door op het '-' voor de betreffende kaartnaam te klikken. De legenda klapt dan uit en de kaart wordt zichtbaar. Ook is het mogelijk om in plaats van de basiskaart de luchtfoto als ondergrond te gebruiken.
- Door het rondje op de blauwe lijn te verschuiven kunt u de kaart meer transparant maken of juist kiezen voor geen transparantie.
- Sommige items uit de legenda zijn pas zichtbaar bij ver inzoomen op de kaart (bijvoorbeeld bij wegen).
-
In de kaart zelf staan een viertal icoontjes.
Met
en
kunt u in- en uitzoomen op de kaart. Dit kunt u overigens ook doen door in de kaart met
de muis te scrollen.
Door op te klikken gaat u terug naar de basiskaart van deze website (de ligging van de gemeenten en het oorspronkelijke zoomniveau). - Met gaat u alleen terug naar het oorspronkelijke zoomniveau. De kaartlaag die aan staat, blijft zichtbaar.
Dit doet u door op de kaart te zoeken en de betreffende locatie aan te klikken of door middel van het zoeken op adres of postcode in de kaart.
De popup die verschijnt geeft relevante informatie over het geselecteerde perceel.
Voor vragen over het grondstromenbeleid en het hergebruik van grond in het werkgebied van de OFGV kunt u contact opnemen met de
OFGV.
Voor meer informatie over deze site kunt u contact opnemen met
Voor meer informatie over deze site kunt u contact opnemen met
In een aantal gevallen wordt op deze website doorgelinkt naar een pdf-bestand. Als u deze niet kunt lezen, dan kunt u via
deze link een gratis adobe reader downloaden.
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet meldt u bodemactiviteiten zoals graven in de bodem en het toepassen van grond of baggerspecie via het Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en niet meer via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit.
MELDEN via het omgevingsloket.
Bodemloket OFGV
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
Legenda
Relevante websites
- Landelijk bodemloket
- Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie
- Provincie Flevoland - Bodematlas
- Provincie Flevoland - Luchtfoto's en satelietbeelden
- Provincie Noord-Holland - Atlas
- OFGV - Omgevingsrapportage module
- OFGV - Bodeminformatie
- Gemeente Gooise Meren - Bodeminformatie
- Gemeente Hilversum - bodeminformatie
- Gemeente Huizen - bodeminformatie
- Gemeente Wijdemeren - bodeminformatie
- Informatie hergebruik bouwstoffen, grond en baggerspecie
- Overgangsrecht Besluit bodemkwaliteit
- Veelgestelde vragen graven en saneren
- Historische topografische kaarten en luchtfoto’s (2006)
- Niet gesprongen explosieven
- Actueel hoogtebestanden Nederland
- Publiekelijke dienstverlening op kaart
Te downloaden bestanden
- Nota bodembeheer gemeenten provincie Flevoland (2012)
- Addendum bij Nota bodembeheer - Bermen openbare provinciale wegen Noordoostpolder (2020)
- Bodemkwaliteitskaart incl. PFAS gemeenten provincie Flevoland (2019)
- Kaarten Nota bodembeheer gemeenten provincie Flevoland (2019)
- Statistiek Nota bodembeheer gemeenten provincie Flevoland (2019)
- Shapefiles kaarten Nota bodembeheer gemeenten provincie Flevoland (2019)
- Brochure Regels Toepassen Grond gemeenten provincie Flevoland
- Informatieformulier bodem gemeenten provincie Flevoland
- Nota bodembeheer gemeente Gooise Meren (2022)
- Addendum op de Nota bodembeheer gemeente Gooise Meren (2023)
- Bodemkwaliteitskaart gemeente Gooise Meren (2021)
- Statistiek BKK-zones gemeente Gooise Meren (2021)
- Shapefiles kaarten Bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeheer gemeente Gooise Meren (2021)
- Vragenlijst historische gegevens gemeente Gooise Meren (2021)
- Nota bodembeheer gemeente Wijdemeren (2016)
- Bodemkwaliteitskaart gemeente Wijdemeren (2023)
- Oplegnotitie bij Nota bodembeheer gemeente Wijdemeren (2023)
- Shapefiles kaarten Bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeheer gemeente Wijdemeren (2023)
- Vragenlijst historische gegevens gemeente Wijdemeren
Disclaimer
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
De verantwoordelijkheid voor naleving van de regels bij het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond ligt in
eerste instantie bij de initiatiefnemer. Maar ook een ieder die op een bepaald moment in enig opzicht macht uitoefent
over (een deel van) de toepassing kan worden aangesproken; bijvoorbeeld een eigenaar, erfpachter, huurder of bruiklener.
De initiatiefnemer voor de grondtoepassing, of een hiertoe gemachtigd persoon (ontdoener van de grond of tussenpersoon
zoals een aannemer of adviesbureau), is dan ook verplicht om het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond te melden.
Er zijn een aantal situaties, beschreven in de nota, waarbij het toepassen van grond niet gemeld hoeft te worden.
De verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor het ontgraven, het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond en
daarna een ieder die macht uitoefent op de toepassingslocatie ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:
- Algemene zorgplicht in het kader van de Wet milieubeheer (artikel 1.1.a): achterwege laten van handelingen, die na delige gevolgen voor het milieu veroorzaken.
- Zorgplicht uit de Wet bodembescherming (artikel 13): een ieder die handelingen verricht, die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, is verplicht preventieve en zo nodig herstellende maatregelen te treffen.
- Zorgplicht voor handelingen inzake afvalstoffen. Met afvalstoffen wordt gedoeld op bijlage 1 van EU-richtlijn afvalstoffen van 1975. In de Wet milieubeheer wordt hierop ingegaan in de artikelen 10.1 en 10.2. Bij bodemsanering gaat het dan om verontreinigd puin, sintels, teerresten et cetera.
- Zorgplicht uit het Besluit (artikel 7): een ieder die bouwstoffen, grond of baggerspecie toepast die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dat van hem kan worden gevergd.
De bodemfunctieklassenkaarten, bodemkwaliteitskaarten en de nota’s bodembeheer van de gemeenten zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld.
De bodemkwaliteitskaarten bieden geen harde garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De kaarten doen alleen een uitspraak over welke
kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken. De eindverantwoordelijkheid
voor de toepassing van grond blijft bij de initiatiefnemer en daarna een ieder die macht uitoefent op de toepassingslocatie. Als twijfel
bestaat over de kwaliteit van de grond, wordt geadviseerd een onderzoek te laten uitvoeren. U helpt de gemeenten door eventuele
geconstateerde fouten of gebreken te melden bij de
OFGV.
Grondstromenbeleid
Toepassen van grond en baggerspecie
Uitgangspunten bij het toepassen van grond en baggerspecie zijn:
NB Voor vragen over het tijdelijk opslaan en toepassen van grond of gerijpte baggerspecie in de gemeenten Blaricum, Hilversum en Laren, neem contact op met de OFGV.
.
Uitgangspunten bij het toepassen van grond en baggerspecie zijn:
- Er is sprake van een functionele toepassing.
- Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de
toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden
aangetoond met een Milieuverklaring bodemkwaliteit. Uitzonderingen op de meldplicht zijn:
- Toepassing door particulieren in een hoeveelheid van maximaal 25 kuub.
- Toepassing van bedrijven voor het telen van gewassen in de open lucht.
- Maximaal 50 kuub grond met de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur (aantoonbaar met een Milieuverklaring bodemkwaliteit).
- Maximaal 50 kuub baggerspecie met de kwaliteitsklasse Algemeen toepasbaar (aantoonbaar met een Milieuverklaring bodemkwaliteit).
- Baggerspecie dat wordt verspreid op de landbodem (als bedoeld in artikel 4.1269, derde lid, onder a van het Bal.
- Een vergunningsplichtige activiteit volgens hoofdstuk 3 van het Bal.
- Als de toepassing al eerder is gemeld.
- Het toepassen van grond moet minimaal 1 week voor de start van het werk worden gemeld, tenzij sprake is van minder dan 50 kubieke meter schone grond, een particulier de grond toepast of dat een landbouwbedrijf grond toepast van binnen het eigen landbouwbedrijf en waarop vergelijkbare gewassen zijn geteeld.
NB Voor vragen over het tijdelijk opslaan en toepassen van grond of gerijpte baggerspecie in de gemeenten Blaricum, Hilversum en Laren, neem contact op met de OFGV.
Is géén kwaliteitsklasse vastgesteld van de partij grond, dan kunt u deze zelf
Bij grootschalige toepassingen moet worden gedacht aan geluidswallen, terpen, taluds van wegen of verondieping van een waterplas.
In ieder geval moet minimaal 5.000 m³ grond worden toegepast met een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Ook moet een
leeflaag van minimaal 0,5 meter worden aangebracht. Voor wegen geldt een minimale toepassingshoogte van 0,5 meter en hoeft
geen leeflaag te worden aangebracht.
Bij grootschalige toepassingen gelden andere regels. De initiatiefnemer van de grootschalige bodemtoepassing neemt in de planfase contact op met de OFGV. Per situatie worden de uitgangspunten voor grootschalige bodemtoepassingen in overleg tussen de initiatiefnemer en de OFGV vastgelegd.
Bij grootschalige toepassingen gelden andere regels. De initiatiefnemer van de grootschalige bodemtoepassing neemt in de planfase contact op met de OFGV. Per situatie worden de uitgangspunten voor grootschalige bodemtoepassingen in overleg tussen de initiatiefnemer en de OFGV vastgelegd.
De CROW publicatie 400 'Werken in en met verontreinigde bodem', doet een handreiking aan opdrachtgevers en grondroerders
voor de invulling van zowel arbo- als milieuaspecten. Partijen zijn altijd verplicht om aan te sluiten bij de actuele wet- en
regelgeving op het gebied van arbo en milieu. De rode draad in de CROW publicatie 400 is het risico gestuurd werken. Welke maatregelen
er nodig zijn om te werken in en met (licht) verontreinigde grond, is afhankelijk van de kans op, de mate van en het effect
(het schadelijke vermogen) van blootstelling aan de grond. Het risico bepaalt welke maatregelen getroffen moeten worden; bijvoorbeeld
welke persoonlijke beschermingsmiddelen er tijdens de werkzaamheden gebruikt moeten worden. Als geen risico's worden vastgesteld, geldt
altijd de basishygiëne. De milieukundige van de grondroerder moet hier verder invulling aan geven.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; bij voorkeur op basis van minimaal de 90-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden. Als deze niet beschikbaar is mag worden volstaan met de 80-percentielwaarde.
Voorafgaand aan de uitvoering van de graafwerkzaamheden moet een Veiligheidskundige van de grondroerder de definitieve veiligheidsklasse vaststellen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; bij voorkeur op basis van minimaal de 90-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden. Als deze niet beschikbaar is mag worden volstaan met de 80-percentielwaarde.
Voorafgaand aan de uitvoering van de graafwerkzaamheden moet een Veiligheidskundige van de grondroerder de definitieve veiligheidsklasse vaststellen.
Bij het transport van grond over de weg moet een transportgeleidebiljet aanwezig zijn.
Bij het transport van grond naar een nuttige toepassing moet een kwaliteitsverklaring
beschikbaar zijn.
Bij transport van grond naar een erkend verwerker (bijvoorbeeld een reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond) moet een afvalstroomnummer op het transportgeleidebiljet worden vermeld. Deze wordt afgegeven door de erkend verwerker.
Bij transport van grond naar een erkend verwerker (bijvoorbeeld een reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond) moet een afvalstroomnummer op het transportgeleidebiljet worden vermeld. Deze wordt afgegeven door de erkend verwerker.
Partijkeuringen en bodemonderzoeken moeten uitgevoerd worden door een erkend onderzoeksbureau.
Meer informatie over verplichte erkenningen en het zoekmenu naar erkende bodemintermediairs kunt u lezen op
de website van het IPLO.
.
Voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem (inclusief gebruik van een weilanddepot) of in oppervlaktewater gelden specifieke kwaliteitseisen. Deze staan in artikel 4.1278 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De kwaliteitseisen zijn verschillend voor de landbodem, zoet oppervlaktewaterlichaam en zout oppervlaktewaterlichaam. Meer informatie hierover kunt u lezen op
de website van het IPLO.
In de Factsheet verspreidingsbeleid is het beleid voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem onder de Omgevingswet uitgelegd. De factsheet gaat eerst in op waarom er voor baggerspecie naast het spoor voor ‘toepassen’ nog een ander spoor, namelijk ‘verspreiden’, bestaat. Aansluitend wordt het verschil in regels en normering voor verspreiden en toepassen toegelicht. Waarbij vervolgens aan de orde komt hoe het verspreidingsbeleid met de komst van de Omgevingswet verandert. Er volgt uitleg over wanneer een waterbodemonderzoek wel of niet nodig is en in welke situaties de waterbodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden als basis voor de milieuverklaring bodemkwaliteit. Tot slot worden naast de voorwaarden voor weilanddepots, de voorwaarden voor het stellen van maatwerk door gemeenten op het verspreiden van baggerspecie op de landbodem beschreven.
In de Factsheet verspreidingsbeleid is het beleid voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem onder de Omgevingswet uitgelegd. De factsheet gaat eerst in op waarom er voor baggerspecie naast het spoor voor ‘toepassen’ nog een ander spoor, namelijk ‘verspreiden’, bestaat. Aansluitend wordt het verschil in regels en normering voor verspreiden en toepassen toegelicht. Waarbij vervolgens aan de orde komt hoe het verspreidingsbeleid met de komst van de Omgevingswet verandert. Er volgt uitleg over wanneer een waterbodemonderzoek wel of niet nodig is en in welke situaties de waterbodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden als basis voor de milieuverklaring bodemkwaliteit. Tot slot worden naast de voorwaarden voor weilanddepots, de voorwaarden voor het stellen van maatwerk door gemeenten op het verspreiden van baggerspecie op de landbodem beschreven.
Bij het toepassen van grond of baggerspecie stelt het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) regels aan de chemische kwaliteit en aan toegestane bijmenging met bodemvreemd materiaal. Bij het grond- en baggerverzet moet de degene die toepast ook rekening houden met de eventuele aanwezigheid van invasieve exoten. Hierover staan ook regels in een Europese verordening en in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Invasieve uitheemse soorten zijn dieren of planten die niet van nature in Nederland of een andere EU-lidstaat voorkomen. Ze zijn door menselijk handelen in onze natuur terechtgekomen. Deze soorten zijn een bedreiging of schadelijk voor de biodiversiteit en ecosystemen. Voorbeelden invasieve planten zijn de Aziatische duizendknoop1, de Reuzenberenklauw, de Akker(melk)distel, het Jacobskruiskruid, het Groot hoefblaf of de Knolcyperus.
Als u bewust grond of baggerspecie met invasieve exoten gebruikt en naar elders verplaatst, handelt u in strijd met de regelgeving. Introductie en verspreiding van invasieve exoten kunt u voorkomen door grond of baggerspecie met resten van invasieve exoten niet toe te passen in gebieden waar deze soort nog niet voorkomt.
Voorafgaand aan en bij graafwerkzaamheden, het (tijdelijk) opslaan van grond en toepassen van grond wordt dringend geadviseerd om aandacht te besteden aan het (eventueel) voor komen van invasieve exoten (flora). Dat kan door het uitvoeren van een terreininspectie en het raadplegen van digitaal beschikbare informatie.
Er is een landelijk protocol omgaan met Aziatische duizendknopen opgesteld. Hierin is onder andere ingegaan op het herkennen van de duizendknoop, het voorkomen van verspreiding en het omgaan met de duizendknoop in diverse situaties. Ook bestaat er voor (graaf)werkzaamheden een beslisboom. Voor bestrijding van andere hierboven benoemde invasieve exoten zijn diverse documenten beschikbaar voor de bestrijding2.
Ook is een Praktisch handelingskader transport en verwerking van invasieve exoten opgesteld.
Als een invasieve exoot (flora) in de toe te passen grond aanwezig is, of mogelijk aanwezig kan zijn, is het niet toegestaan de grond te hergebruiken/toe te passen. De planten, met bijmenging van een kleine hoeveelheid grond, moeten op een gepaste wijze, waardoor geen verwaaiing van plantresten en grond kan plaatsvinden, worden getransporteerd naar een erkende verwerker van invasieve exoten. Een lijst van dit soort verwerkers is opgenomen op de website van Branche Vereniging Organische Reststoffen. Als het vrijkomende materiaal overwegend grond is, met een kleine bijmenging van plantresten, dan moet de grond op een gepaste wijze, zonder dat verwaaiing kan optreden, worden getransporteerd naar een thermisch reiniger. Een lijst van thermisch reinigers is opgenomen op de website van Bodem+.
Nog meer informatie hierover kunt u lezen op de website van het IPLO.
1 Japanse duizendknoop (Fallopia japonica var.compacta), de Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis), en de bastaardduizendknoop (Fallopia x bohemica).
2 Knolcyperus, Aziatische duizendknoop, Akker(melk)distel, Jacobskruiskruid of Groot hoefblad.
Invasieve uitheemse soorten zijn dieren of planten die niet van nature in Nederland of een andere EU-lidstaat voorkomen. Ze zijn door menselijk handelen in onze natuur terechtgekomen. Deze soorten zijn een bedreiging of schadelijk voor de biodiversiteit en ecosystemen. Voorbeelden invasieve planten zijn de Aziatische duizendknoop1, de Reuzenberenklauw, de Akker(melk)distel, het Jacobskruiskruid, het Groot hoefblaf of de Knolcyperus.
Als u bewust grond of baggerspecie met invasieve exoten gebruikt en naar elders verplaatst, handelt u in strijd met de regelgeving. Introductie en verspreiding van invasieve exoten kunt u voorkomen door grond of baggerspecie met resten van invasieve exoten niet toe te passen in gebieden waar deze soort nog niet voorkomt.
Voorafgaand aan en bij graafwerkzaamheden, het (tijdelijk) opslaan van grond en toepassen van grond wordt dringend geadviseerd om aandacht te besteden aan het (eventueel) voor komen van invasieve exoten (flora). Dat kan door het uitvoeren van een terreininspectie en het raadplegen van digitaal beschikbare informatie.
Er is een landelijk protocol omgaan met Aziatische duizendknopen opgesteld. Hierin is onder andere ingegaan op het herkennen van de duizendknoop, het voorkomen van verspreiding en het omgaan met de duizendknoop in diverse situaties. Ook bestaat er voor (graaf)werkzaamheden een beslisboom. Voor bestrijding van andere hierboven benoemde invasieve exoten zijn diverse documenten beschikbaar voor de bestrijding2.
Ook is een Praktisch handelingskader transport en verwerking van invasieve exoten opgesteld.
Als een invasieve exoot (flora) in de toe te passen grond aanwezig is, of mogelijk aanwezig kan zijn, is het niet toegestaan de grond te hergebruiken/toe te passen. De planten, met bijmenging van een kleine hoeveelheid grond, moeten op een gepaste wijze, waardoor geen verwaaiing van plantresten en grond kan plaatsvinden, worden getransporteerd naar een erkende verwerker van invasieve exoten. Een lijst van dit soort verwerkers is opgenomen op de website van Branche Vereniging Organische Reststoffen. Als het vrijkomende materiaal overwegend grond is, met een kleine bijmenging van plantresten, dan moet de grond op een gepaste wijze, zonder dat verwaaiing kan optreden, worden getransporteerd naar een thermisch reiniger. Een lijst van thermisch reinigers is opgenomen op de website van Bodem+.
Nog meer informatie hierover kunt u lezen op de website van het IPLO.
1 Japanse duizendknoop (Fallopia japonica var.compacta), de Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis), en de bastaardduizendknoop (Fallopia x bohemica).
2 Knolcyperus, Aziatische duizendknoop, Akker(melk)distel, Jacobskruiskruid of Groot hoefblad.
Provincie Flevoland
Grondstromenbeleid specifiek voor de Provincie Flevoland
De gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde hebben gezamenlijk beleid voor grondverzet vastgesteld. De gemeenten hebben hiervoor een nota bodembeheer incl een Addendum voor bermen van openbare provinciale wegen in de Noordoostpolder en een bodemkwaliteitskaart opgesteld.
Hieronder vindt u de informatie over de belangrijkste onderdelen van dit beleid.
De gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde hebben gezamenlijk beleid voor grondverzet vastgesteld. De gemeenten hebben hiervoor een nota bodembeheer incl een Addendum voor bermen van openbare provinciale wegen in de Noordoostpolder en een bodemkwaliteitskaart opgesteld.
Hieronder vindt u de informatie over de belangrijkste onderdelen van dit beleid.
Wilt u grond toepassen op basis van de bodemkwaliteitskaart (dus zonder partijkeuring maar mét een
)
waaruit onder andere blijkt dat de ontgravings- en toepassingslocatie niet verdacht zijn voor bodemverontreiniging) volg dan onderstaande stappen:
- Zoek op de kaart, of op het adres of postcode in de kaart waar grond vrijkomt. De popup die verschijnt geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
- Vervolgens klikt u op de ('Klik hier')-link. U krijgt een nieuw popup-venster te zien.
- U kiest één van de bodemlagen waar de grond wordt ontgraven.
- Daarna wordt in een ander internettabblad de toepassingsmogelijkheden van de (te) ontgraven grond in kaart aangegeven.
Is uw partij grond al onderzocht volgens de regels van het Besluit bodemkwaliteit, dan staat in het onderzoeksrapport in welke kwaliteitsklasse uw partij grond valt.
Afhankelijk van de herkomst van de partij grond klikt u één van de twee onderstaande informatieknoppen aan.
Voor het toepassen van een partij grond uit de provincie Flevoland gelden de gemeentelijk vastgestelde regels. Deze regels zijn afhankelijk van de ontgravingslocatie
en van het beleid in de gemeente waar de toepassingslocatie is gelegen.
- Klik links in het scherm aan.
- Selecteer de toepassingkaart 'gebiedsspecifiek' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast, door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de gehele provincie Flevoland een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
Voor grond van buiten de provincie Flevoland gelden andere eisen dan voor grond die afkomstig is uit de provincie zelf.
- Klik links in het scherm .
- Selecteer de toepassingkaart 'generiek' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast, door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de gehele provincie Flevoland een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
Algemeen
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
Op 8 juli 2019 is een tijdelijk handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Het tijdelijk handelingskader is geactualiseerd. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie worden onderzocht op PFAS-verbindingen.
Bodemkwaliteit PFAS-verbindingen
De provinciebrede bodemkwaliteitskaart is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen. De toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen aan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-verbindingen: 1,9 μg/kg ds voor PFOA (perfluoroctaanzuur; gebruikt in vochtafwerende producten) en 1,4 μg/kg ds voor de rest van de PFAS-verbindingen.
In waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden (gemeenten Dronten en Zeewolde) geldt de toepassingseis 0,1 μg/kg ds voor alle PFAS-verbindingen.
Uit de provinciebrede bodemkwaliteitskaart blijkt dat in de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte en de bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte, de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de landelijke vastgestelde achtergrondwaarden. Voor het toepassen van PFAS-houdende grond op of in de landbodem buiten de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn er geen toepassingsbeperkingen. De bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte is daarom in deze website niet als aparte bodemlaag meegenomen. De bodemlaag vanaf 1,0 meter en dieper is niet verdacht voor het voorkomen van verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen. PFAS-verbindingen leiden in deze bodemlaag nergens tot toepassingsbeperkingen.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Het gemiddelde van een aantal PFAS-verbindingen in de bodemlagen van maaiveld tot en met 0,5 meter en van 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte zijn boven de bepalingsgrens vastgesteld. Dit leidt tot beperkingen van de toepassing bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden en in oppervlaktewater (toepassingseis PFAS-verbindingen: 0,1 μg/kg ds). Voor hergebruik van grond uit de bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte in de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met dhr. B. van Loon van de OFGV.
Boringvrije zones
In boringvrije zones geldt de gemeentelijke toepassingseis voor PFAS-verbindingen.
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
Op 8 juli 2019 is een tijdelijk handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Het tijdelijk handelingskader is geactualiseerd. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie worden onderzocht op PFAS-verbindingen.
Bodemkwaliteit PFAS-verbindingen
De provinciebrede bodemkwaliteitskaart is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen. De toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen aan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-verbindingen: 1,9 μg/kg ds voor PFOA (perfluoroctaanzuur; gebruikt in vochtafwerende producten) en 1,4 μg/kg ds voor de rest van de PFAS-verbindingen.
In waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden (gemeenten Dronten en Zeewolde) geldt de toepassingseis 0,1 μg/kg ds voor alle PFAS-verbindingen.
Uit de provinciebrede bodemkwaliteitskaart blijkt dat in de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte en de bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte, de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de landelijke vastgestelde achtergrondwaarden. Voor het toepassen van PFAS-houdende grond op of in de landbodem buiten de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn er geen toepassingsbeperkingen. De bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte is daarom in deze website niet als aparte bodemlaag meegenomen. De bodemlaag vanaf 1,0 meter en dieper is niet verdacht voor het voorkomen van verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen. PFAS-verbindingen leiden in deze bodemlaag nergens tot toepassingsbeperkingen.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Het gemiddelde van een aantal PFAS-verbindingen in de bodemlagen van maaiveld tot en met 0,5 meter en van 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte zijn boven de bepalingsgrens vastgesteld. Dit leidt tot beperkingen van de toepassing bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden en in oppervlaktewater (toepassingseis PFAS-verbindingen: 0,1 μg/kg ds). Voor hergebruik van grond uit de bodemlaag vanaf 0,5 meter tot en met 1,0 meter diepte in de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met dhr. B. van Loon van de OFGV.
Boringvrije zones
In boringvrije zones geldt de gemeentelijke toepassingseis voor PFAS-verbindingen.
Onder de tijdelijke opslag van grond en baggerspecie wordt volgens het Besluit verstaan: 'De tijdelijke toepassing van grond/baggerspecie voorafgaand aan de definitieve
'.
Binnen dit kader mag grond en bagger tijdelijk worden opgeslagen zonder te voldoen aan de dubbele toetsing aan kwaliteit én functie. Opgemerkt wordt dat, voorafgaand aan de tijdelijke opslag van grond of baggerspecie, naast een check op de milieuhygiënische eisen die vanuit het Besluit bodemkwaliteit worden gesteld, ook een toets op het bestemmingsplan dient plaats te vinden.
Grond of baggerspecie mag ook tijdelijk worden verplaatst (tijdelijke uitname), indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats (aan te geven door bevoegd gezag) en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.
De milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende (water)bodem of van de terug te plaatsen grond of baggerspecie hoeft niet te worden aangetoond. Wel kan het zijn dat op basis van andere wet- en regelgeving, toch een onderzoeksverplichting geldt.
De voorwaarden die gelden bij de tijdelijke opslag/uitname zoals aangegeven in het Besluit bodemkwaliteit staan hier weergeven.
Voor meer informatie over tijdelijke opslag zie par. 3.5. van de nota bodembeheer.
Binnen dit kader mag grond en bagger tijdelijk worden opgeslagen zonder te voldoen aan de dubbele toetsing aan kwaliteit én functie. Opgemerkt wordt dat, voorafgaand aan de tijdelijke opslag van grond of baggerspecie, naast een check op de milieuhygiënische eisen die vanuit het Besluit bodemkwaliteit worden gesteld, ook een toets op het bestemmingsplan dient plaats te vinden.
Grond of baggerspecie mag ook tijdelijk worden verplaatst (tijdelijke uitname), indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats (aan te geven door bevoegd gezag) en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.
De milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende (water)bodem of van de terug te plaatsen grond of baggerspecie hoeft niet te worden aangetoond. Wel kan het zijn dat op basis van andere wet- en regelgeving, toch een onderzoeksverplichting geldt.
De voorwaarden die gelden bij de tijdelijke opslag/uitname zoals aangegeven in het Besluit bodemkwaliteit staan hier weergeven.
Voor meer informatie over tijdelijke opslag zie par. 3.5. van de nota bodembeheer.
Voor verdachte locaties kan de bodemkwaliteitskaart niet als milieuhygiënische verklaring worden gebruikt omdat de kwaliteit van de locatie kan
afwijken van de kwaliteit die op de bodemkwaliteitskaart staat aangegeven. Middels een historische toets of vooronderzoek moet bepaald worden of een
locatie verdacht is. Hiervoor kan in eerste instantie gebruik gemaakt worden van:
Voor meer informatie over verdachte locaties zie par. 3.6.2. van de nota bodembeheer.
- Het informatieformulier Bodem
- Gegevens via internet (check links op deze website)
Voor meer informatie over verdachte locaties zie par. 3.6.2. van de nota bodembeheer.
De ondergrond, dieper dan 2 meter onder maaiveld, is niet opgenomen in de bodemkwaliteitskaarten. Om te voorkomen dat ongemerkt
verontreinigde grond uit de ondergrond wordt toegepast is ten behoeve van de Nota bodembeheer een aangepast, indicatief
onderzoeksprotocol
opgesteld waarmee met een veel lichtere onderzoeksinspanning, ongeveer 10% van de waarnemingsdichtheid van een keuring, inzicht verkregen
wordt in de globale kwaliteit van de vrijkomende grond. Aan de hand van de uitkomsten wordt getoetst of de hypothese, dat de grond onder
de schoonste categorie valt, standhoudt. Zo niet, dan moet er gekeurd worden.
In de provincie Flevoland liggen de volgende beschermingsgebieden:
- milieubeschermingsgebied voor stilte;
- milieubeschermingsgebied voor grondwater;
- provinciaal archeologisch kerngebied.
Het tijdelijk verplaatsen of uit een toepassing wegnemen van grond is toegestaan indien deze vervolgens,
zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing
wordt aangebracht.
Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar. Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering).
Om de werkbaarheid te vergroten, wordt bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan kabels en leidingen, het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond niet strikt gehandhaafd. Dit betekent dat de boven- en ondergrond geroerd mag worden teruggeplaatst. Voorwaarde hierbij is wel dat de maximale kwaliteitsklasse van de grond die wordt teruggeplaatst, voldoet aan de kwaliteitsklasse die voor de betreffende locatie uit de toepassingskaart blijkt.
Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar. Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering).
Om de werkbaarheid te vergroten, wordt bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan kabels en leidingen, het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond niet strikt gehandhaafd. Dit betekent dat de boven- en ondergrond geroerd mag worden teruggeplaatst. Voorwaarde hierbij is wel dat de maximale kwaliteitsklasse van de grond die wordt teruggeplaatst, voldoet aan de kwaliteitsklasse die voor de betreffende locatie uit de toepassingskaart blijkt.
Alle toepassingen van grond, uitgezonderd de tijdelijke uitname hiervan, moeten aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit voldoen.
Zo ook het toepassen van kleine partijen grond (< 50 m³). Voor kleine partijen die afkomstig zijn uit gezoneerd gebied bestaan
geen problemen; voor deze partijen kan namelijk zeer waarschijnlijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart)
voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit. Is de partij daarentegen afkomstig uit één van de, van de
bodemkwaliteitskaart, uitgesloten gebieden, dan moet de milieuhygiënische kwaliteit van de grond worden vastgesteld met een partijkeuring.
Een partijkeuring voor kleine partijen is echter een kostbare aangelegenheid. Daarom wordt aanbevolen om kleine partijen grond af te voeren naar
erkende verwerkingslocaties. Deze locaties beschikken over een erkenning (volgens de BRL 9335) om kleine partijen grond op te bulken tot partijen
van een bepaalde omvang, alvorens hier een partijkeuring op te laten uitvoeren.
Kleine partijen grond mogen zonder erkenning worden opgebulkt tot en met maximaal 25 m ³. Vervolgens moeten deze partijen grond aan een verwerker worden aangeboden die is erkend voor de BRL 9335 (grond) of BRL 7500 (baggerspecie). Wordt meer dan 25 m ³ grond of baggerspecie opgebulkt, dan geldt de voornoemde erkenningsplicht.
Kleine partijen grond mogen zonder erkenning worden opgebulkt tot en met maximaal 25 m ³. Vervolgens moeten deze partijen grond aan een verwerker worden aangeboden die is erkend voor de BRL 9335 (grond) of BRL 7500 (baggerspecie). Wordt meer dan 25 m ³ grond of baggerspecie opgebulkt, dan geldt de voornoemde erkenningsplicht.
Vrijwel alle landbouwgrond in Flevoland valt in de schoonste kwaliteitsklasse. Tarragrond is aanhangende grond die vrijkomt bij het behandelen
van het gewas na de oogst van rooigewassen. Spoelgrond is in dit opzicht tarragrond. Onverdachte tarragrond mag zonder erkende kwaliteitsverklaring
en melding worden hergebruikt indien het terug gaat naar een perceel waar tarragrond vandaan kwam. Tarragrond die op andere wijze wordt hergebruikt
moet worden gekeurd. Deze toepassing moet dan uiteraard worden gemeld.
Opmerking: Bescherming tegen plantenziekten en andere bedreigingen voor gewassen wordt niet in het Besluit bodemkwaliteit geregeld.
Opmerking: Bescherming tegen plantenziekten en andere bedreigingen voor gewassen wordt niet in het Besluit bodemkwaliteit geregeld.
Grond van buiten Flevoland moet voldoen aan de generieke toepassingseisen. Volg de volgende stappen:
- Ga naar de kaartlagen en selecteer de 'Toepassingskaart' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast.
- Kies voor generiek omdat de grond afkomstig is van buiten de provincie Flevoland.
- Zorg dat de andere kaartlagen uitstaan, zodat geen vlakken overlappen.
- Op basis van de ontgravingsklasse van de toe te passen grond én de aangegeven toepassingseis mag de grond worden toegepast.
Om de mogelijkheden voor hergebruik van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld.
Hiervoor zijn zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) onderbouwd en vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website.
In het beheergebied zijn een aantal gebieden aangewezen waar grond met een kwaliteitsklasse 'wonen' mag worden toegepast.
De kwaliteitsklasse 'wonen' betekent dat deze grond schoon genoeg is om toe te passen in woonwijken, ook in tuinen en speelplaatsen.
De toe te passen grond moet afkomstig zijn uit Flevoland en zal vrijwel altijd gekeurd zijn, dus
is er veel zekerheid over de kwaliteit. De aangewezen gebieden zijn de volgende:
- Bermen van openbare gemeentelijke en provinciale wegen buiten de bebouwde kom, met uitzondering van bermen die deel uitmaken van een natuurgebied.
- Daarnaast de volgende gebieden:
- In Almere: Industrieterrein 'De Vaart I, II en III'
- In Lelystad: De bermen van de dreven die aangeduid worden met 'de hoofdruit', te weten de Houtribdreef, Oostranddreef, Larserdreef, Westerdreef. De bermen van de aansluitingen van de hoofdruit naar Dronterweg, Larserweg en Markerwaarddijk.
De gemeenten hebben ook LMW onderbouwd vastgesteld voor het toegestane percentage aan bijmenging van bodemvreemd materiaal
(par. 3.6.3 en 4.3.1 van de nota bodembeheer).
In zijn algemeenheid geldt dus dat in toe passen grond maximaal 5% bodemvreemd
materiaal aanwezig mag zijn. Dit percentage geldt voor de massa én het volume. Hierop gelden drie uitzonderingen:
- Asbesthoudend materiaal mag niet zichtbaar aanwezig zijn in toe te passen grond.
- Bij toepassing van grond in een grootschalige bodemtoepassing geldt de generieke norm van 20%. Voor de voorgeschreven leeflaag geldt de norm van 5%.
- Bij toepassing onder wegen mag een partij die afkomstig is van onder een andere weg binnen het beheergebied (zelfde omstandigheden) maximaal 20% bodemvreemd materiaal bevatten. Dit geldt dus niet voor de bermen.
Gemeente Gooise Meren
Grondstromenbeleid specifiek voor de gemeente Gooise Meren
Voor de gemeente Gooise Meren is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld.
Op 29 november 2023 heeft de gemeenteraad een addendum op de nota bodembeheer vastgesteld. Met het addendum gaat het gemeentelijke grondstromenbeleid beleidsneutraal over onder de Omgevingswet.
De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor de gemeente Gooise Meren is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld.
Op 29 november 2023 heeft de gemeenteraad een addendum op de nota bodembeheer vastgesteld. Met het addendum gaat het gemeentelijke grondstromenbeleid beleidsneutraal over onder de Omgevingswet.
De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Wilt u grond toepassen op basis van de bodemkwaliteitskaart Gooise Meren (dus zonder partijkeuring maar mét een
)
waaruit onder andere blijkt dat de ontgravings- en toepassingslocatie niet verdacht zijn voor bodemverontreiniging) volg dan onderstaande stappen:
- Zoek op de kaart, of op het adres of postcode in de kaart waar grond vrijkomt. De popup die verschijnt geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
- Vervolgens klikt u op de ('Klik hier')-link. U krijgt een nieuw popup-venster te zien.
- U kiest één van de bodemlagen waar de grond wordt ontgraven.
- Daarna wordt in een ander internettabblad de toepassingsmogelijkheden van de (te) ontgraven grond in kaart aangegeven.
De gemeente Gooise Meren heeft de volgende geldige bodemkwaliteitskaarten geaccepteerd als bewijsmiddel bij het toepassen van schone grond:
LET OP: de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen is niet opgesteld voor PFAS-verbindingen. Partijen grond uit deze gemeente moeten nog voor PFAS-verbindingen worden gekeurd. Afhankelijk van de resultaten mag de grond worden toegepast.
- Bodemkwaliteitskaart gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde (2019).
- Bodemkwaliteitskaart gemeente Huizen (2019).
- Bodemkwaliteitskaart gemeente Wijdemeren (2023).
LET OP: de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen is niet opgesteld voor PFAS-verbindingen. Partijen grond uit deze gemeente moeten nog voor PFAS-verbindingen worden gekeurd. Afhankelijk van de resultaten mag de grond worden toegepast.
Is uw partij grond al onderzocht volgens de regels van het Besluit bodemkwaliteit, dan staat in het onderzoeksrapport in welke kwaliteitsklasse uw partij grond valt.
Afhankelijk van de herkomst van de partij grond klikt u één van de twee onderstaande informatieknoppen aan.
Voor het toepassen van een partij grond uit de gemeente Gooise Meren gelden de gemeentelijk vastgestelde regels. Deze regels zijn afhankelijk van de ontgravingslocatie
en van het beleid in de gemeente waar de toepassingslocatie is gelegen.
- Klik links in het scherm aan.
- Selecteer de toepassingkaart 'gebiedsspecifiek' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast, door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de gehele gemeente een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
Voor grond van buiten de gemeente Gooise Meren gelden andere eisen dan voor grond die afkomstig is uit de gemeente zelf.
- Klik links in het scherm .
- Selecteer de toepassingkaart 'generiek' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast, door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de gehele gemeente Gooise Meren een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
Algemeen
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
De provincie Noord-Holland heeft een beleidsregel PFAS Noord-Holland 2022 vastgesteld. In deze beleidsregel wordt ingegaan op historische en nieuwe PFAS verontreinigingen, tijdelijke uitplaatsing van PFAS-houdende grond maar ook op het beoordelingskader hiervoor. De toetsingskaders zijn gelijk aan de normen voor de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur voor PFAS (PFOA 1,9 μg/kg ds en PFOS 1,4 μg/kg ds) en de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging voor PFAS (PFOA 60 μg/kg ds, PFOS 59 μg/kg ds totaalgehalte PFAS-verbindingen 60 μg/kg ds).
Ook is er een landelijk handelingskader voor het hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis 'Wonen' of 'Industrie' op basis van de overige stoffen1 voldoen aan:
Bodemkwaliteit PFAS-verbindingen
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen.
In de bodemlaag 0-0,5 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt tot beperkingen bij het toepassen van grond in oppervlaktewaterlichamen en mogelijk in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden buiten de provincie Noord-Holland.
In de bodemlaag 0,5-1 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt mogelijk tot beperkingen bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden buiten de provincie Noord-Holland.
De niet geroerde ondergrond (traject 1-2 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Voor hergebruik van grond uit of het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met de OFGV.
Voor de toepassing van PFAS-houdende grond en baggerspecie in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden de eisen uit de provinciale omgevingsverordening 2022 (paragrafen 4.4.2 en 4.4.3). Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de toe te passen (PFAS-houdende) grond minimaal zo goed is als de kwaliteit van de ontvangende bodem.
1 Barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
De provincie Noord-Holland heeft een beleidsregel PFAS Noord-Holland 2022 vastgesteld. In deze beleidsregel wordt ingegaan op historische en nieuwe PFAS verontreinigingen, tijdelijke uitplaatsing van PFAS-houdende grond maar ook op het beoordelingskader hiervoor. De toetsingskaders zijn gelijk aan de normen voor de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur voor PFAS (PFOA 1,9 μg/kg ds en PFOS 1,4 μg/kg ds) en de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging voor PFAS (PFOA 60 μg/kg ds, PFOS 59 μg/kg ds totaalgehalte PFAS-verbindingen 60 μg/kg ds).
Ook is er een landelijk handelingskader voor het hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis 'Wonen' of 'Industrie' op basis van de overige stoffen1 voldoen aan:
- PFOA: 7,00 μg/kg ds
- Elke andere PFAS-verbinding: 3,00 μg/kg ds
- PFOA: 1,90 μg/kg ds
- Elke andere PFAS-verbinding: 1,40 μg/kg ds
Bodemkwaliteit PFAS-verbindingen
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen.
In de bodemlaag 0-0,5 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt tot beperkingen bij het toepassen van grond in oppervlaktewaterlichamen en mogelijk in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden buiten de provincie Noord-Holland.
In de bodemlaag 0,5-1 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt mogelijk tot beperkingen bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden buiten de provincie Noord-Holland.
De niet geroerde ondergrond (traject 1-2 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Voor hergebruik van grond uit of het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met de OFGV.
Voor de toepassing van PFAS-houdende grond en baggerspecie in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden de eisen uit de provinciale omgevingsverordening 2022 (paragrafen 4.4.2 en 4.4.3). Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de toe te passen (PFAS-houdende) grond minimaal zo goed is als de kwaliteit van de ontvangende bodem.
1 Barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).
Door de Omgevingswet zijn regels voor het opslaan van grond of baggerspecie veranderd. Zo is bijvoorbeeld het onderscheid tussen tijdelijke opslag buiten inrichtingen en opslag binnen inrichtingen vervallen.
De opslag van grond of baggerspecie is onder de Omgevingswet een aangewezen milieubelastende activiteit en/of een lozingsactiviteit (bij de opslag in een oppervlaktewaterlichaam). Samenhangende handelingen bij het opslaan van grond of bagger vallen onder dezelfde activiteit. Dit zijn samenvoegen van partijen, zeven en mechanisch ontwateren. Voor deze milieubelastende activiteit gelden algemene rijksregels. Het opslaan van grond of bagger op de locatie van het ontgraven valt niet onder deze milieubelastende activiteit, maar onder de regels voor het graven in de bodem.
Op deze website van het IPLO staat aangegeven bij welk soort opslag er een vergunningsplicht geldt, er een meldplicht geldt en/of dat gegevens en bescheiden aangeleverd moeten worden.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden via het omgevingsloket.
De opslag van grond of baggerspecie is onder de Omgevingswet een aangewezen milieubelastende activiteit en/of een lozingsactiviteit (bij de opslag in een oppervlaktewaterlichaam). Samenhangende handelingen bij het opslaan van grond of bagger vallen onder dezelfde activiteit. Dit zijn samenvoegen van partijen, zeven en mechanisch ontwateren. Voor deze milieubelastende activiteit gelden algemene rijksregels. Het opslaan van grond of bagger op de locatie van het ontgraven valt niet onder deze milieubelastende activiteit, maar onder de regels voor het graven in de bodem.
Op deze website van het IPLO staat aangegeven bij welk soort opslag er een vergunningsplicht geldt, er een meldplicht geldt en/of dat gegevens en bescheiden aangeleverd moeten worden.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden via het omgevingsloket.
Zoals in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is aangegeven, maakt de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld geen onderdeel uit van de bodemkwaliteitskaart.
Grond uit deze bodemlaag die elders nuttig wordt toegepast, moet voorafgaand aan de toepassing worden gekeurd. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden toegepast.
Dit leidt tot extra kosten en uitvoeringstijd als grond vrijkomt bij bijvoorbeeld rioleringswerkzaamheden, ondertunneling, kelders en ondergrondse parkeergarages.
Omdat de verwachting is dat de kwaliteit van de bodemlaag dieper dan 2 meter niet afwijkt van de kwaliteit van de bodemlaag die hierboven ligt (vanaf 1,0 meter tot en met 2 meter diepte),
wordt dit niet doelmatig geacht.
De gemeente verruimt op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties de regels voor het toepassen van grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld. Dit betekent dat de vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld, op dezelfde wijze beoordeeld mag worden als de bovenliggende bodemlaag van 1,0 meter diepte tot en met 2 meter diepte.
De gemeente verruimt op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties de regels voor het toepassen van grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld. Dit betekent dat de vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld, op dezelfde wijze beoordeeld mag worden als de bovenliggende bodemlaag van 1,0 meter diepte tot en met 2 meter diepte.
In het algemeen geldt in de gemeente Gooise Meren dat er op zandgrond géén kleigrond toegepast mag worden.
Daarnaast geldt dat, indien de toepassingslocatie bestaat uit veen (voorkomend in zone B6/O6 'Buitengebied op klei'), alléén veengrond toepgepast mag worden.
Daarnaast geldt dat, indien de toepassingslocatie bestaat uit veen (voorkomend in zone B6/O6 'Buitengebied op klei'), alléén veengrond toepgepast mag worden.
Om de mogelijkheden voor hergebruik van grond uit de gemeente te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld.
Hiervoor zijn zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) onderbouwd en vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW zijn voor zover mogelijk verwerkt in de toepassingskaarten op deze website:
- Bij het toepassen van grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en moet de grond voldoen aan de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde-AW2000)'. Bovendien moet de kwaliteit zijn aangetoond met een partijkeuring. De bodemkwaliteitskaart kan dus niet worden gebruikt als bewijsmiddel.
- Op gebieden met de bodemfunctie 'Industrie' mag licht verontreinigde grond met de kwaliteitsklasse 'Industrie', 'Wonen' en 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde-AW2000)' worden toegepast. Deze kwaliteitsklassen zijn gelijk aan of beter dan de landelijke maximale toepassingswaarden voor het bodemgebruik in deze gebieden (industriegebieden en grote doorgaande wegen). Hierdoor treden er bij het huidige bodemgebruik geen risico's op.
- Op gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' mag licht verontreinigde grond met de kwaliteitsklasse 'Wonen' en 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde-AW2000)' worden toegepast. Deze kwaliteitsklassen zijn gelijk aan of beter dan de landelijke maximale toepassingswaarden voor het bodemgebruik in deze gebieden (woonwijken). Hierdoor treden er bij het huidige bodemgebruik geen risico's op.
- Voor een betere bovenafdichting van oude stortplaatsen mag onder voorwaarden licht verontrontreinigde grond worden gebruikt. De kwaliteit van de licht verontreinigde grond voldoen aan de landelijke maximale toepassingswaarden voor het bodemgebruik in de gebieden waar de stortplaatsen zijn gelegen
Voor grond geldt als generieke toepassingseis dat deze maximaal 100 mg/kg droge stof (ds) aan -gewogen- asbest mag bevatten en de concentratie aan respirabele vezels mag niet groter zijn
dan 10 mg/kg ds (gewogen). Dit betreft een gewogen gehalte, zijnde het gehalte serpentijnasbest plus tienmaal het gehalte amfiboolasbest.
Voor toepassingen van grond in opdracht van de gemeente in gebieden met de gevoelige bodemfuncties zoals landbouw, natuur, moestuinen en onverharde kinderspeelplaatsen is het niet toegestaan zintuiglijk met asbest verontreinigde grond toe te passen. Asbest mag in de grond voorkomen in een gehalte minder dan 100 mg/kg ds -gewogen- en maximaal 10 mg/kg ds (gewogen) aan respirabele vezels. Deze eis is ook opgenomen in de plannen van eisen voor locatie-ontwikkeling.
Burgers en bedrijven worden geadviseerd het beleid van de gemeente te volgen.
Bij het aantreffen van asbest moet rekening worden gehouden met speciale maatregelen die moeten worden getroffen in het kader van de Wet bodembescherming en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Maar ook bij het aantreffen van puin in de bodem bestaat de kans dat asbest aanwezig is. Vooral bij ongebroken metselpuin is de kans groot dat deze is verontreinigd met asbestcement plaatmateriaal (stukjes golfplaat, vlakke plaat, daklei en buis). Ook in betonpuin (met name funderingspuin) komt incidenteel asbestcement voor, in de vorm van asbestcementbuizen en -stelplaatjes. In de overige soorten puin zit in de regel geen asbesthoudend materiaal. Bij granulaat (afkomstig van puinbrekers) is dit onderscheid veel minder goed te zien.
Als asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De maximale waarde voor asbest bedraagt 100 mg/kg ds (gewogen). De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
Als asbestverdacht materiaal in een partij grond wordt waargenomen, dan moet altijd een asbestonderzoek uitgevoerd worden.
Voor toepassingen van grond in opdracht van de gemeente in gebieden met de gevoelige bodemfuncties zoals landbouw, natuur, moestuinen en onverharde kinderspeelplaatsen is het niet toegestaan zintuiglijk met asbest verontreinigde grond toe te passen. Asbest mag in de grond voorkomen in een gehalte minder dan 100 mg/kg ds -gewogen- en maximaal 10 mg/kg ds (gewogen) aan respirabele vezels. Deze eis is ook opgenomen in de plannen van eisen voor locatie-ontwikkeling.
Burgers en bedrijven worden geadviseerd het beleid van de gemeente te volgen.
Bij het aantreffen van asbest moet rekening worden gehouden met speciale maatregelen die moeten worden getroffen in het kader van de Wet bodembescherming en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Maar ook bij het aantreffen van puin in de bodem bestaat de kans dat asbest aanwezig is. Vooral bij ongebroken metselpuin is de kans groot dat deze is verontreinigd met asbestcement plaatmateriaal (stukjes golfplaat, vlakke plaat, daklei en buis). Ook in betonpuin (met name funderingspuin) komt incidenteel asbestcement voor, in de vorm van asbestcementbuizen en -stelplaatjes. In de overige soorten puin zit in de regel geen asbesthoudend materiaal. Bij granulaat (afkomstig van puinbrekers) is dit onderscheid veel minder goed te zien.
Als asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De maximale waarde voor asbest bedraagt 100 mg/kg ds (gewogen). De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
Als asbestverdacht materiaal in een partij grond wordt waargenomen, dan moet altijd een asbestonderzoek uitgevoerd worden.
De gemeente hanteert het onderstaande beleid voor bijmenging van bodemvreemd materiaal:
- Bij het aanleveren van historische gegevens voorafgaand aan het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond én tijdens het werk moet aandacht besteed worden aan het voor
komen van bodemvreemd materiaal in de grond (hout en steenachtige materialen zoals puin, bakstenen, cement, beton). Tijdens de grondwerkzaamheden moet een visuele controle
plaatsvinden of de grond mogelijk verontreinigd is met bodemvreemde bijmengingen.
De gemeente stelt voor de gebieden met de bodemfuncties 'Landbouw/natuur' (meestal het buitengebied en natuurgebieden) en 'Wonen' (meestal woonwijken) een maximale bijmenging van
bodemvreemd materiaal vast van maximaal 10 gewichtsprocent. Als aanvullende eis geldt dat het bodemvreemde materiaal in de toe te passen grond uitsluitend mag bestaan met een maximale afmeting van 3 centimeter.
Om het milieu minder met andere bijmengingen dan hout en steenachtige materialen (bijvoorbeeld plastics en piepschuim) te belasten, mag in de toe te passen grond slechts een 'sporadische' (maximaal 0,1 volumeprocent) bijmenging aan andere bodemvreemde materialen dan hout en steenachtige materialen (plastic, piepschuim, glas etc.) bevatten. Hierbij wordt aangesloten op de Regeling.
Bij twijfel of grenssituaties beslist de OFGV (Toezicht en handhaving voor de gemeente).
Als er geen sprake is van sterk verontreinigde grond, is het toegestaan om door civiel technisch zeven het percentage bodemvreemd materiaal terug te brengen naar de toegestane percentages. Het civiel technisch zeven wordt niet als een tussentijdse bewerking beschouwd (zie de Nota van Toelichting Besluit bodemkwaliteit artikel 36, derde lid). Het uitgezeefde bodemvreemd materiaal moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker. Is het bodemvreemd materiaal niet uit te zeven, bijvoorbeeld bij kolengruis, dan moet een alternatieve toepassingslocatie voor de grond worden gezocht. - Als tijdens de grondwerkzaamheden asbestverdacht materiaal (asbest(golf)plaat, gemengd puin, betonpuin en metselpuin) wordt waargenomen, moeten de werkzaamheden direct gestaakt worden (Arbeidsomstandighedenwet en -besluit), moet het spoor van de Wet bodembescherming worden gevolgd en een verkennend asbestonderzoek worden uitgevoerd. Ook moet contact worden opgenomen met de OFGV. Dit geldt ook voor overige bijmengingen en afwijkingen zoals kleur en geur die redelijkerwijs op een bodemverontreiniging kunnen wijzen met bijvoorbeeld minerale olie of met vluchtige stoffen.
Het toepassen van grond van een tijdelijke opslag moet in de meeste situaties voorafgegaan worden door een partijkeuring.
Een partijkeuring op de grond van een tijdelijke opslag is niet noodzakelijk, de bodemkwaliteitskaart mag als bewijsmiddel voor de
chemische kwaliteit van de grond gebruikt worden, als wordt aangetoond dat de grond:
Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd (zie hiervoor artikel 4.3.1 Regeling bodemkwaliteit) door de initiatiefnemer. Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over opsplitsen van een partij.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL 9335 – protocol 9335-1 erkend bedrijf. Klik hier voor aanvullende informatie, ook voor algemene informatie over het samenvoegen van partijen grond.
De nota bodembeheer ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
- afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit historisch onderzoek); en
- afkomstig is uit een zone van de eigen of van een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart; en
- niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond).
Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd (zie hiervoor artikel 4.3.1 Regeling bodemkwaliteit) door de initiatiefnemer. Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over opsplitsen van een partij.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL 9335 – protocol 9335-1 erkend bedrijf. Klik hier voor aanvullende informatie, ook voor algemene informatie over het samenvoegen van partijen grond.
De nota bodembeheer ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
Als bekend is waar de grond, die tijdelijk is opgeslagen, wordt toegepast, hoeft voorafgaand aan de tijdelijke opslag alleen de
melding voor de toepassing van deze grond te worden gedaan. Bij de melding moet wel de locatie en duur van de tijdelijke opslag worden vermeld.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden ter plaatse.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden ter plaatse.
Het komt vaak voor dat er bij bijvoorbeeld loonwerkers of een gemeentelijke afdeling voor groenonderhoud kleine partijen grond vrijkomen.
Bijvoorbeeld bij (groen-) onderhoudswerkzaamheden of het plaatsen van bomen.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket, behalve partijen schone grond en schone gerijpte baggerspecie met een maximale omvang van 50 m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeente verruimt de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing. In zijn de mogelijkheden voor kleine partijen weergegeven.
Het heeft echter de voorkeur, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³ (zie artikel 4.3.2 Regeling bodemkwaliteit, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en erkend voor het BRL 9335 – protocol 9335-1.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de perceeleigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket, behalve partijen schone grond en schone gerijpte baggerspecie met een maximale omvang van 50 m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeente verruimt de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing. In zijn de mogelijkheden voor kleine partijen weergegeven.
Het heeft echter de voorkeur, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³ (zie artikel 4.3.2 Regeling bodemkwaliteit, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en erkend voor het BRL 9335 – protocol 9335-1.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de perceeleigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
Generiek beleid
Bij aanleg, vervang-, reparatiewerkzaamheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen, rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond op een onverdachte locatie toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, een functietoets is gedaan en een melding is verricht. De voorwaarden hierbij zijn dat:
Bij veel graafwerkzaamheden in de gemeente is er geen tot (zeer) weinig ruimte op en in de nabije omgeving van de graaflocatie aanwezig is om de boven- en ondergrond gescheiden tijdelijk op te slaan. Hierdoor is het in de praktijk vaak niet mogelijk om de bovengrond gescheiden te ontgraven (en tijdelijk op te slaan). Vanwege dit knelpunt en omdat bij de aanleg en reparatie van de ondergrondse infrastructuur, al eerder 'over-de-kop' is gegaan (de boven- en ondergrond zijn niet gescheiden ontgraven en met elkaar vermengd), mag in de gemeente bij de tijdelijke uitname van grond bij ondergrondse infrastructuur en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties 'over-de-kop' worden gewerkt. De bovengrond en de ondergrond hoeven niet gescheiden te worden ontgraven.
Als grond na ontgraving niet meer kan worden teruggeplaatst, kan deze elders nuttig worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel van de chemische kwaliteit. Omdat de grond niet gescheiden is ontgraven, geldt de 'minste' kwaliteit van beide bodemlagen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Bij aanleg, vervang-, reparatiewerkzaamheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen, rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond op een onverdachte locatie toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, een functietoets is gedaan en een melding is verricht. De voorwaarden hierbij zijn dat:
- er geen sprake is van een geval van bodemverontreiniging;
- geen tussentijdse bewerking plaatsvindt. Het tussentijds civieltechnisch zeven (cosmetisch zeven) wordt niet als tussentijdse bewerking beschouwd;
- de grond onder dezelfde condities weer wordt toegepast; ondergrond wordt weer ondergrond en bovengrond wordt weer bovengrond.
Bij veel graafwerkzaamheden in de gemeente is er geen tot (zeer) weinig ruimte op en in de nabije omgeving van de graaflocatie aanwezig is om de boven- en ondergrond gescheiden tijdelijk op te slaan. Hierdoor is het in de praktijk vaak niet mogelijk om de bovengrond gescheiden te ontgraven (en tijdelijk op te slaan). Vanwege dit knelpunt en omdat bij de aanleg en reparatie van de ondergrondse infrastructuur, al eerder 'over-de-kop' is gegaan (de boven- en ondergrond zijn niet gescheiden ontgraven en met elkaar vermengd), mag in de gemeente bij de tijdelijke uitname van grond bij ondergrondse infrastructuur en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties 'over-de-kop' worden gewerkt. De bovengrond en de ondergrond hoeven niet gescheiden te worden ontgraven.
Als grond na ontgraving niet meer kan worden teruggeplaatst, kan deze elders nuttig worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel van de chemische kwaliteit. Omdat de grond niet gescheiden is ontgraven, geldt de 'minste' kwaliteit van beide bodemlagen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Binnen grootschalige werken, zoals het aanleggen van een woonwijk, bedrijventerrein of het ontwikkelen van een natuurgebied, is het vaak niet praktisch
om voor elke afzonderlijk toepassing van een partij grond een melding te doen. In verband hiermee bestaat de mogelijkheid om hiervoor een grondstromenplan
op te stellen dat vooraf moet worden goedgekeurd door de OFGV (namens de gemeente). Het grondstromenplan moet worden gemeld via het
Omgevingsloket.
Afwijkingen van het grondstromenplan moeten direct worden gemeld aan de
OFGV.
Als grond wordt getransporteerd met een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de grond, dan moet op het
transportgeleidebiljet het referentienummer vermeld zijn dat via het DSO aan de melding van de functionele toepassing is gekoppeld.
Als geen meldingsnummer op het transportgeleidebiljet is geregistreerd moet een kwaliteitsverklaring aanwezig zijn.
Geldigheidsduur van een uitgevoerd onderzoek
De toe te passen grond en/of de ontvangende bodem kan al eerder zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten worden beschouwd als een momentopname en zijn daarom niet 'onbeperkt houdbaar'. Bij alle eerder uitgevoerde onderzoeken geldt, dat de initiatiefnemer aan de OFGV (Toezicht en Handhaving van de gemeente) aannemelijk maakt dat de onderzoeksgegevens hun actualiteitswaarde hebben behouden. Hierbij moet ten minste in ogenschouw zijn genomen:
Bij twijfel beslist de OFGV (Toezicht en Handhaving van de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerde partijkeuring of specifiek onderzoek van de NEN 5740 en gebruik ontgravingskaart
De mogelijkheid bestaat dat op een locatie van ontgraving een partijkeuring (BRL protocol 1001), of een specifiek onderzoek van de NEN 5740 (betreft de onderzoeksstrategieën: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE) is uitgevoerd. Als het onderzoek of de partijkeuring voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit en in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond er geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden, dan moet dit onderzoek worden gebruikt als bewijsmiddel en is leidend boven de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel beslist de OFGV (Toezicht en Handhaving; voor de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik ontgravingskaart
Als op de ontgravingslocatie al een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 is uitgevoerd zonder een specifieke onderzoeksstrategie (TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE), bijvoorbeeld ter plaatse van een voor bodemverontreiniging verdachte locatie, geldt het volgende:
Binnen een bodemkwaliteitszone is altijd sprake van een variatie in aangetroffen gehalten. Ook op locatieniveau is vaak sprake van variatie in gehalten. De gemeente vindt het niet redelijk dat voor deze locaties, na het uitvoeren van een bodemonderzoek conform de NEN 5740, een aanvullende partijkeuring moet plaatsvinden.
De gemeente staat het daarom toe dat er geen aanvullende partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd als wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:
Als één van de parameters in het bodemonderzoek van de mengmonsters of individueel geanalyseerde monsters hoger is dan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, dan wordt de ontgraven grond als afwijkend gezien en moet een partijkeuring worden uitgevoerd om de bodemkwaliteit te bepalen.
Als één of meerdere gehalten de interventiewaarde overschrijdt, moet contact worden opgenomen met de OFGV.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik toepassingskaart
Uit een partijkeuring (BRL protocol 1001) of een onderzoek volgens de NEN 5740 kan blijken dat de kwaliteit van de ontvangende bodem slechter of juist beter is dan de toepassingseis van de bodemkwaliteitszone waarin de locatie is gelegen. In die situatie geldt de toepassingseis zoals deze is weergegeven op de toepassingskaarten, ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en mogelijk gevolgen voor de toepassingseis.
De toe te passen grond en/of de ontvangende bodem kan al eerder zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten worden beschouwd als een momentopname en zijn daarom niet 'onbeperkt houdbaar'. Bij alle eerder uitgevoerde onderzoeken geldt, dat de initiatiefnemer aan de OFGV (Toezicht en Handhaving van de gemeente) aannemelijk maakt dat de onderzoeksgegevens hun actualiteitswaarde hebben behouden. Hierbij moet ten minste in ogenschouw zijn genomen:
- of de gehanteerde strategie van monstername of analysemethodes voldoende inzicht geven in de algemene bodemkwaliteit;
- of de onderzoekslocatie na uitvoering van het laatste volledige onderzoek niet intensiever is gebruikt (bijvoorbeeld meer/extra bedrijfsactiviteiten) en geen grondverzet of herinrichting heeft ondergaan;
- qua gebruik of inrichting de onderzoekslocatie nog hetzelfde is;
- in hoeverre er tussentijds op de onderzoekslocatie activiteiten zijn uitgevoerd die de bodemkwaliteit hebben kunnen beïnvloeden.
Bij twijfel beslist de OFGV (Toezicht en Handhaving van de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerde partijkeuring of specifiek onderzoek van de NEN 5740 en gebruik ontgravingskaart
De mogelijkheid bestaat dat op een locatie van ontgraving een partijkeuring (BRL protocol 1001), of een specifiek onderzoek van de NEN 5740 (betreft de onderzoeksstrategieën: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE) is uitgevoerd. Als het onderzoek of de partijkeuring voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit en in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond er geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden, dan moet dit onderzoek worden gebruikt als bewijsmiddel en is leidend boven de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel beslist de OFGV (Toezicht en Handhaving; voor de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik ontgravingskaart
Als op de ontgravingslocatie al een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 is uitgevoerd zonder een specifieke onderzoeksstrategie (TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE), bijvoorbeeld ter plaatse van een voor bodemverontreiniging verdachte locatie, geldt het volgende:
Binnen een bodemkwaliteitszone is altijd sprake van een variatie in aangetroffen gehalten. Ook op locatieniveau is vaak sprake van variatie in gehalten. De gemeente vindt het niet redelijk dat voor deze locaties, na het uitvoeren van een bodemonderzoek conform de NEN 5740, een aanvullende partijkeuring moet plaatsvinden.
De gemeente staat het daarom toe dat er geen aanvullende partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd als wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:
- de terreinsituatie is niet veranderd na het laatste uitgevoerde bodemonderzoek; én
- het bodemonderzoek toont aan dat de maximale waarden van het bodemonderzoek voldoen aan de 95-percentielwaarde van de betreffende bodemkwaliteitszone, zie bijlage 3 kolom 95P van de nota bodembeheer.
Als één van de parameters in het bodemonderzoek van de mengmonsters of individueel geanalyseerde monsters hoger is dan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, dan wordt de ontgraven grond als afwijkend gezien en moet een partijkeuring worden uitgevoerd om de bodemkwaliteit te bepalen.
Als één of meerdere gehalten de interventiewaarde overschrijdt, moet contact worden opgenomen met de OFGV.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik toepassingskaart
Uit een partijkeuring (BRL protocol 1001) of een onderzoek volgens de NEN 5740 kan blijken dat de kwaliteit van de ontvangende bodem slechter of juist beter is dan de toepassingseis van de bodemkwaliteitszone waarin de locatie is gelegen. In die situatie geldt de toepassingseis zoals deze is weergegeven op de toepassingskaarten, ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en mogelijk gevolgen voor de toepassingseis.
Gemeente Huizen
Grondstromenbeleid specifiek voor de gemeente Huizen
Voor informatie over het gemeentelijke beleid voor het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond of gerijpte baggerspecie zie deze website.
Voor informatie over het gemeentelijke beleid voor het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond of gerijpte baggerspecie zie deze website.
Gemeente Wijdemeren
Grondstromenbeleid specifiek voor de gemeente Wijdemeren
Voor de gemeente Wijdemeren is in 2016 een nota bodembeheer vastgesteld. Eind 2023 is de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart geactualiseerd en vastgesteld. Tot slot geeft de gemeenteraad eind 2023 een addendum op de nota bodembeheer vastgesteld. Met het addendum gaat het gemeentelijke grondstromenbeleid beleidsneutraal over onder de Omgevingswet. De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen de gemeente Wijdemeren.
Voor de gemeente Wijdemeren is in 2016 een nota bodembeheer vastgesteld. Eind 2023 is de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart geactualiseerd en vastgesteld. Tot slot geeft de gemeenteraad eind 2023 een addendum op de nota bodembeheer vastgesteld. Met het addendum gaat het gemeentelijke grondstromenbeleid beleidsneutraal over onder de Omgevingswet. De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen de gemeente Wijdemeren.
Wilt u grond toepassen op basis van de bodemkwaliteitskaart (dus zonder partijkeuring maar mét een
)
waaruit onder andere blijkt dat de ontgravings- en toepassingslocatie onderdeel uitmaken van de bodemkwaliteitskaart):
LET OP1:
De ontgravingskaarten kunnen niet worden gebruikt voor het toepassen van grond ter plaatse van:
LET OP2:
De getoonde kaart geeft alleen de toepassingsmogelijkheden voor grond weer van de geselecteerde bodemlaag en de locatie waar grond ontgraven is of wordt.
- Zoek op het adres of postcode in de kaart waar grond vrijkomt. De pop-up die verschijnt geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
- Vervolgens klikt u op de ('Klik hier')-link. U krijgt een nieuw popup-venster te zien.
- U kiest één van de bodemlagen waar de grond wordt ontgraven.
- Daarna wordt in een ander internettabblad de toepassingsmogelijkheden van de (te) ontgraven grond in kaart aangegeven.
LET OP1:
De ontgravingskaarten kunnen niet worden gebruikt voor het toepassen van grond ter plaatse van:
- Onverharde recreatiegebieden.
- Onverharde kinderspeelplaatsen.
- Moes- en volkstuinen.
LET OP2:
De getoonde kaart geeft alleen de toepassingsmogelijkheden voor grond weer van de geselecteerde bodemlaag en de locatie waar grond ontgraven is of wordt.
Grond uit een gemeente waarvan de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel bij het toepassen van grond is geaccepteerd, of grond van een terrein die is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart moet worden gekeurd. Óók PFAS-verbindingen moeten onderdeel uitmaken van de keuring.
Is uw partij grond al gekeurd, dan staat in het onderzoeksrapport in welke kwaliteitsklasse uw partij grond valt.
Afhankelijk van de herkomst van de partijgrond klikt u één van de twee onderstaande informatieknoppen aan.
Is uw partij grond al gekeurd, dan staat in het onderzoeksrapport in welke kwaliteitsklasse uw partij grond valt.
Afhankelijk van de herkomst van de partijgrond klikt u één van de twee onderstaande informatieknoppen aan.
Voor het toepassen van een partij grond van binnen de gemeente Wijdemeren gelden de gemeentelijk vastgestelde regels. Deze regels zijn afhankelijk van de ontgravingslocatie
en van het beleid in de gemeente waar de toepassingslocatie is gelegen.
- Klik links in het scherm aan.
- Selecteer de 'toepassingkaart 'bovenlaag' of 'onderlaag' gebiedsspecifiek' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast, door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de gehele gemeente Wijdemeren een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
De gemeente Wijdemeren heeft de geldige bodemkwaliteitskaarten van de gemeente Gooise Meren en Stichtse Vecht geaccepteerd als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de toe te passen grond. Voorwaarde is dat uit een historisch onderzoek blijkt dat de grond afkomstig is van een locatie die onderdeel uitmaakt van de betreffende bodemkwaliteitskaart. Ga voor verdere informatie naar de informatiebutton hierboven: 'Toepassen grond op basis van de bodemkwaliteitskaart'.
Voor grond van buiten de gemeente Wijdemeren, Gooise Meren en Stichtse Vecht gelden andere eisen dan voor grond die afkomstig is uit deze gemeenten.
Afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de partijkeuring kunt u één van onderstaande drie knoppen klikken. Er wordt dan een apart internettabblad geopend met de toepassingsmogelijkheden in de gemeente Wijdemeren.
Grond met klasse 'Achtergrondwaarde' toepassen
Grond met klasse 'Wonen' toepassen
Grond met klasse 'Industrie' toepassen
Voor grond van buiten de gemeente Wijdemeren, Gooise Meren en Stichtse Vecht gelden andere eisen dan voor grond die afkomstig is uit deze gemeenten.
Afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de partijkeuring kunt u één van onderstaande drie knoppen klikken. Er wordt dan een apart internettabblad geopend met de toepassingsmogelijkheden in de gemeente Wijdemeren.
Grond met klasse 'Achtergrondwaarde' toepassen
Grond met klasse 'Wonen' toepassen
Grond met klasse 'Industrie' toepassen
Algemeen
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
De provincie Noord-Holland heeft een beleidsregel PFAS Noord-Holland 2022 vastgesteld. In deze beleidsregel wordt ingegaan op historische en nieuwe PFAS verontreinigingen, tijdelijke uitplaatsing van PFAS-houdende grond maar ook op het beoordelingskader hiervoor. De toetsingskaders zijn gelijk aan de normen voor de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur voor PFAS (PFOA 1,9 μg/kg ds en PFOS 1,4 μg/kg ds) en de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging voor PFAS (PFOA 60 μg/kg ds, PFOS 59 μg/kg ds totaalgehalte PFAS-verbindingen 60 μg/kg ds).
Ook is er een landelijk handelingskader voor het hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis 'Wonen' of 'Industrie' voldoen aan:
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen.
In de bodemlaag 0-0,5 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt tot beperkingen bij het toepassen van grond in oppervlaktewaterlichamen en (mogelijk) in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
In de bodemlaag 0,5-2,0 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt mogelijk tot beperkingen bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Voor hergebruik van grond uit of het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met de OFGV.
Voor de toepassing van PFAS-houdende grond en baggerspecie in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden de eisen uit de provinciale omgevingsverordening 2022 (paragrafen 4.4.2 en 4.4.3). Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de toe te passen (PFAS-houdende) grond minimaal zo goed is als de kwaliteit van de ontvangende bodem.
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
De provincie Noord-Holland heeft een beleidsregel PFAS Noord-Holland 2022 vastgesteld. In deze beleidsregel wordt ingegaan op historische en nieuwe PFAS verontreinigingen, tijdelijke uitplaatsing van PFAS-houdende grond maar ook op het beoordelingskader hiervoor. De toetsingskaders zijn gelijk aan de normen voor de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur voor PFAS (PFOA 1,9 μg/kg ds en PFOS 1,4 μg/kg ds) en de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging voor PFAS (PFOA 60 μg/kg ds, PFOS 59 μg/kg ds totaalgehalte PFAS-verbindingen 60 μg/kg ds).
Ook is er een landelijk handelingskader voor het hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis 'Wonen' of 'Industrie' voldoen aan:
- PFOA: 7,00 μg/kg ds
- Elke andere PFAS-verbinding: 3,00 μg/kg ds.
- PFOA: 1,90 μg/kg ds
- Elke andere PFAS-verbinding: 1,40 μg/kg ds.
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente is geactualiseerd voor PFAS-verbindingen.
In de bodemlaag 0-0,5 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt tot beperkingen bij het toepassen van grond in oppervlaktewaterlichamen en (mogelijk) in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
In de bodemlaag 0,5-2,0 m-mv zijn de gemiddelde waarden van de PFAS-verbindingen lager dan de landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens/detectiegrens. Dit leidt mogelijk tot beperkingen bij het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
Voor hergebruik van grond uit of het toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden moet standaard contact worden opgenomen met de OFGV.
Voor de toepassing van PFAS-houdende grond en baggerspecie in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden de eisen uit de provinciale omgevingsverordening 2022 (paragrafen 4.4.2 en 4.4.3). Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de toe te passen (PFAS-houdende) grond minimaal zo goed is als de kwaliteit van de ontvangende bodem.
Door de Omgevingswet zijn regels voor het opslaan van grond of baggerspecie veranderd. Zo is bijvoorbeeld het onderscheid tussen tijdelijke opslag buiten inrichtingen en opslag binnen inrichtingen vervallen.
De opslag van grond of baggerspecie is onder de Omgevingswet een aangewezen milieubelastende activiteit en/of een lozingsactiviteit (bij de opslag in een oppervlaktewaterlichaam). Samenhangende handelingen bij het opslaan van grond of bagger vallen onder dezelfde activiteit. Dit zijn samenvoegen van partijen, zeven en mechanisch ontwateren. Voor deze milieubelastende activiteit gelden algemene rijksregels. Het opslaan van grond of bagger op de locatie van het ontgraven valt niet onder deze milieubelastende activiteit, maar onder de regels voor het graven in de bodem.
Op deze website van het IPLO staat aangegeven bij welk soort opslag er een vergunningsplicht geldt, er een meldplicht geldt en/of dat gegevens en bescheiden aangeleverd moeten worden.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden via het omgevingsloket.
De opslag van grond of baggerspecie is onder de Omgevingswet een aangewezen milieubelastende activiteit en/of een lozingsactiviteit (bij de opslag in een oppervlaktewaterlichaam). Samenhangende handelingen bij het opslaan van grond of bagger vallen onder dezelfde activiteit. Dit zijn samenvoegen van partijen, zeven en mechanisch ontwateren. Voor deze milieubelastende activiteit gelden algemene rijksregels. Het opslaan van grond of bagger op de locatie van het ontgraven valt niet onder deze milieubelastende activiteit, maar onder de regels voor het graven in de bodem.
Op deze website van het IPLO staat aangegeven bij welk soort opslag er een vergunningsplicht geldt, er een meldplicht geldt en/of dat gegevens en bescheiden aangeleverd moeten worden.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden via het omgevingsloket.
De vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld mag op dezelfde wijze beoordeeld worden als de bovenliggende bodemlaag van 0,5 meter diepte tot en met 2 meter diepte.
Om de mogelijkheden voor hergebruik van grond uit de gemeente te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) onderbouwd en vastgesteld (par. 4.3 van de nota bodembeheer).
De LMW zijn voor zover mogelijk verwerkt in de toepassingskaarten op deze website:
- In de Horstermeerpolder mag vrijgekomen gebiedseigen arseenhoudende grond worden hergebruikt en tijdelijk worden opgeslagen. In paragraaf 4.3.2.3 van de nota bodembeheer zijn hiervoor voorwaarden en regels geformuleerd. Ook zijn adviezen gegevens voor gebruiksbeperkingen na het toepassen van arseenhoudende grond.
- De licht verontreinigde grond uit het buitengebied van de gemeente Wijdemeren mag worden toegepast op of in de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte. In tabel 4.1 in paragraaf 4.3.3 zijn de LMW vastgesteld voor zware metalen, PCB en PAK.
- Bij het toepassen van grond op onverharde recreatiegebieden, onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en moet de grond voldoen aan de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur'. Bovendien moet de kwaliteit zijn aangetoond met een partijkeuring. De bodemkwaliteitskaart kan dus niet worden gebruikt bij de Milieuverklaring bodemkwaliteit.
Een partij toe te passen grond mag maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal bevatten. Uitzondering hierop vormt het toepassen van grond op terreinen in het buitengebied (bodemfunctie Landbouw/natuur) en de gevoelige bodemgebruiken 'onverharde recreatiegebieden', 'onverharde kinderspeelplaatsen', 'moes-/volkstuinen' en 'woonpercelen met tuin'. Toe te passen grond op deze locaties met gevoelig bodemgebruik mag maximaal 5 gewichts- en/of volumeprocent bijmenging van bodemvreemd materiaal bevatten.
Voor grond geldt als landelijke toepassingseis dat deze maximaal 100 mg/kg gewogen (serpentijngehalte vermeerderd met tienmaal het amfiboolgehalte).
Bovendien geldt dat op de volgende soorten gevoelig bodemgebruik het niet is toegestaan om, bij projecten in opdracht van de gemeente, zintuiglijk én analytisch met asbest verontreinigde grond toe te passen. De gemeente hanteert hierbij de zogenaamde 'nulnorm' (0 mg/kg ds gewogen). De volgende gevoelige bodemgebruiken worden onderscheiden:
Als asbest(golf)plaat en/of ander asbestverdacht materiaal (zoals bouw- en sloopafval, gemengd puin, betonpuin en metselpuin) wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet altijd een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 (nieuwste stand der techniek) plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
is nader ingegaan op puin, asbestverdachtheid en asbestonderzoek.
Als in grond die is verontreinigd met asbest (maximaal 100 mg/kg ds -gewogen- én maximaal 10 mg/kg ds -gewogen- aan respirabele vezels) en méér dan de voornoemde percentages bodemvreemd materiaal is vastgesteld (zie paragraaf 4.4 van de nota bodembeheer), én het asbest is alleen gerelateerd aan het bodemvreemde materiaal, dan mag het met asbest verontreinigde bodemvreemde materiaal op een daartoe passende wijze uit de grond gezeefd worden. Dit tussentijdse (civiel-technische) zeven wordt niet als een bewerking gezien (zie de website van het IPLO).
Als in de grond meer dan 100 mg/kg gewogen (serpentijngehalte vermeerderd met tienmaal het amfiboolgehalte) en of meer dan 10 mg/kg ds -gewogen- aan respirabele vezels wordt gemeten, mag de grond niet worden toegepast. Op deze website van het IPLO staat meer informatie over de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven interventiewaarde bodemkwaliteit.
1 Hieronder wordt verstaan: openbare kinderspeelplaatsen, speelplaatsen bij school, speelplaatsen bij (particuliere) kinderopvanginstellingen.
Bovendien geldt dat op de volgende soorten gevoelig bodemgebruik het niet is toegestaan om, bij projecten in opdracht van de gemeente, zintuiglijk én analytisch met asbest verontreinigde grond toe te passen. De gemeente hanteert hierbij de zogenaamde 'nulnorm' (0 mg/kg ds gewogen). De volgende gevoelige bodemgebruiken worden onderscheiden:
- Wonen met tuin
- Onverharde recreatiegebieden en kinderspeelplaatsen1
- Intensief gebruikt openbaar groen (zoals bijvoorbeeld parken en plantsoenen)
- Moes- en volkstuinen
- Agrarisch gebruik
Als asbest(golf)plaat en/of ander asbestverdacht materiaal (zoals bouw- en sloopafval, gemengd puin, betonpuin en metselpuin) wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet altijd een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 (nieuwste stand der techniek) plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
is nader ingegaan op puin, asbestverdachtheid en asbestonderzoek.
Als in grond die is verontreinigd met asbest (maximaal 100 mg/kg ds -gewogen- én maximaal 10 mg/kg ds -gewogen- aan respirabele vezels) en méér dan de voornoemde percentages bodemvreemd materiaal is vastgesteld (zie paragraaf 4.4 van de nota bodembeheer), én het asbest is alleen gerelateerd aan het bodemvreemde materiaal, dan mag het met asbest verontreinigde bodemvreemde materiaal op een daartoe passende wijze uit de grond gezeefd worden. Dit tussentijdse (civiel-technische) zeven wordt niet als een bewerking gezien (zie de website van het IPLO).
Als in de grond meer dan 100 mg/kg gewogen (serpentijngehalte vermeerderd met tienmaal het amfiboolgehalte) en of meer dan 10 mg/kg ds -gewogen- aan respirabele vezels wordt gemeten, mag de grond niet worden toegepast. Op deze website van het IPLO staat meer informatie over de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven interventiewaarde bodemkwaliteit.
1 Hieronder wordt verstaan: openbare kinderspeelplaatsen, speelplaatsen bij school, speelplaatsen bij (particuliere) kinderopvanginstellingen.
Bij ondergrondse infrastructuur en bij groenvoorzieningen op onverdachte locaties hoeven de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot 0,5 meter diepte) en de ondergrond (bodemlaag dieper dan 0,5 meter) niet gescheiden te worden ontgraven. De grond mag worden geroerd en hoeft niet in dezelfde bodemlagen te worden teruggeplaatst.
De vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond afkomstig van niet-verdachte locaties uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld mag op dezelfde wijze beoordeeld worden als de bovenliggende bodemlaag van 1 meter diepte tot en met 2 meter diepte.
Grond uit de bodemkwaliteitszones wegbermen mag worden hergebruikt op een toepassingslocatie met de toepassingseis 'Industrie'.
Omdat in deze bodemkwaliteitszones relatief hoge gehalten van PAK voorkomen, wordt het door de gemeente niet toegestaan om deze grond toe te passen bij een oppervlak van meer de 50.000 m2. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele ecologische risico’s ontstaan.
Het toepassen van grond van een tijdelijke opslag moet in de meeste situaties voorafgegaan worden door een partijkeuring.
Een partijkeuring op de grond van een tijdelijke opslag is niet noodzakelijk, de bodemkwaliteitskaart mag als bewijsmiddel voor de
chemische kwaliteit van de grond gebruikt worden, als wordt aangetoond dat de grond:
Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond of baggerspecie mag alleen als de partijen dezelfde kwaliteitsklasse hebben. Ook gelden andere voorwaarden, waaronder een erkenningsplicht voor de organisatie (BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500).
Samenvoegen tot een maximale hoeveelheid van 25 m3 mag wel zonder erkenning plaatsvinden.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL protocol 9335-1 erkend bedrijf.
De nota bodembeheer ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
Meer informatie over het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd door de initiatiefnemer (zie hiervoor de Regeling bodemkwaliteit 2022). Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over splitsen van een partij.
Meer informatie over het splitsen van partijen grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
- afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit historisch onderzoek); en
- afkomstig is uit een zone van de eigen of van een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart; en
- niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond).
Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond of baggerspecie mag alleen als de partijen dezelfde kwaliteitsklasse hebben. Ook gelden andere voorwaarden, waaronder een erkenningsplicht voor de organisatie (BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500).
Samenvoegen tot een maximale hoeveelheid van 25 m3 mag wel zonder erkenning plaatsvinden.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL protocol 9335-1 erkend bedrijf.
De nota bodembeheer ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
Meer informatie over het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd door de initiatiefnemer (zie hiervoor de Regeling bodemkwaliteit 2022). Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over splitsen van een partij.
Meer informatie over het splitsen van partijen grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
Als bekend is waar de grond, die tijdelijk is opgeslagen, wordt toegepast, hoeft voorafgaand aan de tijdelijke opslag alleen de melding voor de toepassing van deze grond te worden gedaan. Bij de melding moet wel de toepassingslocatie en duur van de tijdelijke opslag worden vermeld.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden (de gebiedsspecifieke toepassingseis) ter plaatse.
Meer informatie over het tijdelijk opslaan van grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden (de gebiedsspecifieke toepassingseis) ter plaatse.
Meer informatie over het tijdelijk opslaan van grond of baggerspecie kunt u lezen op de website van het IPLO.
Onderzoeksresultaten zijn een momentopname en daarom niet 'onbeperkt houdbaar'. De mogelijkheid bestaat dat op een locatie van ontgraving een partijkeuring (BRL protocol 1001) of een specifiek onderzoek van de NEN57401 is uitgevoerd. Als het onderzoek of de partijkeuring voldoet aan de vereisten uit het Besluit bodemkwaliteit en in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond er geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden, dan moet dit onderzoek worden gebruikt als bewijsmiddel en is leidend boven de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel beslist de OFGV (Toezicht & Handhaving) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Als het onderzoek ouder is dan 5 jaar, dan moet aantoonbaar zijn geverifieerd dat tussentijds geen activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de toe te passen grond negatief hebben kunnen beïnvloeden.
1 Alleen van de volgende onderzoeksstrategieën kan gebruik worden gemaakt: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE.
Als het onderzoek ouder is dan 5 jaar, dan moet aantoonbaar zijn geverifieerd dat tussentijds geen activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de toe te passen grond negatief hebben kunnen beïnvloeden.
1 Alleen van de volgende onderzoeksstrategieën kan gebruik worden gemaakt: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE.
Bij het transport van grond naar een nuttige toepassing moet een kwaliteitsverklaring beschikbaar zijn. Alternatief is dat op het transportgeleidebiljet het referentienummer is vermeld dat via het DSO aan de melding van de functionele toepassing is gekoppeld.